Al sinds 2004 is er een interessante discussie gaande over kwaliteitskundige ‘scholen' en over de toegevoegde waarde en het competentieprofiel van de kwaliteitskundige. De discussie is gestart door het eerste cohort van de Master Kwaliteitsmanagement van KDI/S&N University, samen met Jan Jonker, en meer recent in NNK verband opgepakt.
Huub Vinkenburg typeert in Synaps 31 (2010) drie scholen:
- De Empirische School registreert en controleert. "Meten is weten."
- De Normatieve School certificeert en waardeert. "Zeker weten is ook te meten."
- De Reflectieve School beziet intenties over en vooronderstellingen achter doelstellingen, strategieën en communicatievormen in het licht van werkelijke vorderingen en gedragingen.
De scholen onderscheiden zich volgens Vinkenburg primair in de entiteiten waar zij naar kijken. De Empirische School kijkt naar product en proces, de Normatieve School naar systeem en organisatie, de Reflectieve School naar persoon en relaties.Zelf heb ik een soort van instinctieve hekel aan ‘scholen'. Mij dunkt neigen ze naar exclusiviteit eerder dan inclusiviteit en complementariteit. Vaak denk ik terug aan mijn vioolleraar die mij lang geleden al zei ‘zoek de overeenkomsten en respecteer de verschillen'. Inmiddels hebben we daaraan toegevoegd ‘en benut die verschillen', nu dat we de opbrengst van diversiteit kennen.
Kijk ik inhoudelijk naar de scholen, dan zie ik dat we ze alle drie nodig hebben. Kunnen we zeggen dat we bepaalde scholen achter ons gelaten hebben, dat er een ontwikkeling van empirisch naar reflectief is waarbij scholen zijn afgevallen? Nee, we voegen toe. Er is in bedrijven nog genoeg laaghangend fruit te plukken op het gebied van reduceren van verspillingen, kijk naar het succes van Lean. Er is sprake van toenemende druk op voldoen aan - zeker niet altijd onzinnige - regelgeving en normering op allerlei terreinen, waar de kwaliteitskundige een bijdrage aan kan leveren. En de wenselijkheid van een houding en gedrag waarbij de intenties transparant gemaakt worden en gedeeld worden, is de afgelopen jaren indringend duidelijk geworden door alle drama's die zich in organisaties hebben afgespeeld. Misschien spreken we dus beter van ontwikkelingsfasen.
Jan Jonker en ik menen dat er sprake is van een nieuw object van kwaliteitskunde en van nieuwe afwegingen. Het object verplaatst zich van in de organisatie naar tussen de organisaties, van het economisch perspectief - klant en stakeholder - voorop, ontwikkelen we naar een situatie waarin alle stakeholders even zwaar meetellen, waarin ketens geen leiders meer hebben, maar een gemeenschappelijk doel. We gaan van statische kwaliteit, via dynamische - strategische - naar duurzame kwaliteit, naar het perspectief van huidige en toekomstige generaties in een globale context.
Continu verbeteren komt daarmee mijns inziens in een radicaal ander licht te staan, de opbrengsten van verbeteren komen daar te liggen waar de behoeften het grootst zijn, de enkelvoudige, economische bottom-line wordt een triple-bottom-line, People, Planet, Profit.
Idealistisch? Tsja, misschien. Maar misschien ook dringende noodzaak.
Wat in de scholendiscussie tot nog toe nauwelijks ter sprake kwam, is de strategische context waarbinnen en waar naartoe de kwaliteitskunde zich beweegt. In mijn volgende bijdrage aan deze column kom ik daar graag op terug.
Antonie Reichling is sinds 1992 gevestigd als zelfstandig consultant. Samen met Jan Jonker, hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en Wouter Hart, directeur Zin in Werk en organisatie-adviseur bij Brainshare, schrijft hij bij toerbeurt deze column voor SigmaOnline.
column
Antonie Reichling: Discussies over kwaliteitskunde

In deze column geeft Antonie Reichnling zijn visie op de discussie over kwaliteitskundige scholen. Hij ziet in ‘duurzaamheid' een nieuw object van kwaliteitskunde. Misschien idealistisch, maar ook beslist noodzakelijk.
Overzicht
Wekelijks nieuws en tips voor kwaliteitsprofessionals.
Klik hier voor een gratis abonnement.
Klik hier voor een gratis abonnement.